
Tegenwoordig kunnen veel vasculaire anomaliesyndromen genetisch worden gekarakteriseerd, waarbij genetica de belangrijkste aanwijzing is om tot een diagnose te komen. Ondanks deze vooruitgang worden eponiemen nog steeds gebruikt. Deze eponiemen worden steeds vaker geassocieerd met genetische diagnoses, wat een nieuw perspectief biedt op de naamgeving en genetische classificatie van aandoeningen. Deze evolutie brengt de mogelijkheid van gerichte therapeutische opties met zich mee, wat suggereert dat het volledig ‘afscheid nemen’ van bekende en veelgebruikte eponiemen wellicht nog niet wenselijk is.