Je kunt tekst op je scherm selecteren om ze hardop te laten voorlezen

Reverse-phenotyping in patiënten met capillaire bloedvatafwijkingen in de huid

Indelen van patiënten met capillaire vaatafwijkingen in de huid
DNA

Het doel was om patiënten met capillaire vaatafwijkingen in de huid in te delen op basis van:

  1. Klinische kenmerken (fenotype).
  2. Aanwezigheid van een DNA-mutatie in het GNAQ of GNA11-gen* (genotype).

* Guanine Nucleotide-bindend-eiwit Alpha (onderdeel van het G-eiwit)

Somatische (aangeboren) mutaties in GNA-genen worden in verband gebracht met zogeheten mozaïek-vormige huidafwijkingen, waarbij in delen van de huid de bloedvat-aanleg en/of de pigmentatie afwijkend is. Vraag is of met behulp van genetische parameters het variabele klinische spectrum dat zich voordoet bij capillaire malformaties in de huid beter gedefinieerd kan worden.

Methode

De onderzoekspopulatie, het zogeheten ‘Mosaic Undiagnosed Skin Traits and Related Disorders’-cohort, bestond uit 32 patiënten, zowel vrouwen als mannen, in de leeftijd van 3 maanden tot 67 jaar.

Classificatie op basis van genotype

Vooraf was bij de onderzochte patiëntengroep met een genetische test vastgesteld dat er sprake was van een GNAQ/11-mutatie. Na informed consent te hebben gegeven werden van deze patiënten monsters genomen uit de aangedane huid en uit veneus bloed en werd de DNA-sequentie van de GNA-genen geanalyseerd.

Classificatie op basis van fenotype

Fenotypische classificatie gebeurde op basis van klinische metingen, foto-opnames met tevens door de behandelend arts ingevulde, gestandaardiseerde vragenlijsten (met vragen over bloedvat-afwijkingen en pigmentvlekken, zenuwwerking, oogfunctie en (over)groei-verschijnselen).

Patiënten met vaat- en pigment-afwijkingen werden ingedeeld volgens de PPV (phakomatosis pigmentovascularis) classificatie door Happle (2005), waarbij 3 verschillende subtypes worden onderscheiden.

Patiënten met vaat-afwijkingen die bovendien asymetrische groei vertoonden werden ingedeeld volgens een andere classificatie, namelijk in 6 verschillende subtypes (door Oduber 2011).

De mutatie betrof bij de meeste patiënten het aminozuur Arginine op locatie 183 van het GNA-eiwit, dat veranderde in een Cysteïne (GNA11-mutant) of een Glutamine (GNAQ-mutant).

Resultaat

De GNA-mutaties in de hier onderzochte patiëntengroep waren het meest in overeenstemming met de 3 typen-classificatie volgens Happle. Dat bleek uit de groep patiënten met het type nevus flammeus, waarvan de meesten een GNAQ-mutatie vertoonden.
Daarentegen werd het voorkomen van het type nevus anemicus en cutis marmorata in patiënten (met statistische significantie) gecorreleerd met een gemuteerd GNA11-gen.
Patiënten met nevus roseus vertoonden geen associatie, met GNAQ noch met GNA11.

Ook vertoonden patiënten met pigmentafwijkingen van het PPV flammea-type een GNAQ-mutatie, terwijl een GNA11 mutatie geassocieerd werd met patiënten met het PPV marmorata-type.

In patiënten met capillaire vaatafwijkingen aan het hoofd (zoals bij Sturge-Weber), met macrocephaly of hemifaciale overgroei werd een GNAQ-mutatie gevonden.

De helft van de patiënten met capillaire vaatafwijkingen buiten het hoofd vertoonde ipsilateraal (aan dezelfde zijde) segmentale overgroei. Dit ging veelal samen met huidafwijkingen van het type nevus flammeus en een GNAQ-mutatie.
Patiënten met aan dezelfde zijde hypotrophy daarentegen (ook wel inverse Klippel-Trenaunay genoemd) bevatten een GNA11-mutatie.

Voor patiënten met verschijnselen van overgroei werd de 6 typen-classificatie volgens Oduber toegepast. Het merendeel van de patiënten kon worden ingedeeld als type 1 of type 2 (respectievelijk capillaire en capillaire/ veneuze vaatafwijkingen). Ook type 3 (Klippel-Trenauney) en type 6 (reticulair vaatpatroon) werden vertegenwoordigd, echter 2 van de onderzochte patiënten kond in geen van deze 6 typen worden ingedeeld.

Discussie/conclusie

Reverse-phenotyping draagt bij aan het beter definiëren van het mozaïek-vormige, GNAQ/11-gerelateerde klinische spectrum van bloedvataandoeningen in de huid.
Bepaalde klinische kenmerken in de onderzochte patiëntengroep konden gerelateerd worden aan GNAQ/11-mutaties in het DNA.
Na verloop van tijd kan de uitingsvorm van een huidaandoening veranderen, dit kan van invloed zijn op de classificatie.
Ook niet huid-gerelateerde afwijkingen deden zich voor bij een aantal patiënten, hetgeen ook nader onderzoek vergt.

Bron: Jordan M. et al. Reverse phenotyping in patiënts with skin capillary malformations and mosaic GNAQ or GNA11 mutations defines a clinical spectrum with genotype-phenotype correlation.
Letter to the editor in Journal of Investigative Dermatology (2019).
Bewerking door Dr. Marjon ten Hoor-Suykerbuyk 2020-03-30